Simone heeft pijn in haar heup. Zomaar opeens. Ze zegt dat ze niet is gevallen, dat gebeurt haar namelijk nooit. De blauwe plek op haar rug heeft er ook niets mee te maken. Ze geeft wel aan dat het, door de pijn die ze heeft, lastig is om goed te bewegen. Zelfstandig douchen en aankleden gaat niet meer. Boodschappen doen gaat ook moeilijk, dus ze vraagt of haar dochter overal mee kan helpen. En die dochter ben ik. ‘Geen haast hoor, het is prima als je de boodschappen na je werkdag haalt. Het zou wel fijn zijn als je mij voor je werk even komt helpen met douchen en aankleden.’
Jij bent er toch
Door die heup gaat veel niet meer, maar de suggestie om thuiszorg aan te vragen wordt van tafel geveegd. Dat is toch helemaal niet nodig, en daarbij wil Simone absoluut geen vreemden in huis. Als ik haar help met douchen en aankleden, boodschappen haal en regelmatig wat schoonmaakklusjes doe, lukt het toch allemaal? Ik ben er toch en het is maar een kleine moeite?
De dokter is die dag geweest en heeft medicijnen voorgeschreven. Daar kan ze morgen mee beginnen. Dus ze vraagt mij, om als ik morgen weer de boodschapjes haal, ook even langs de apotheek kan gaan. Dat lukt toch wel voordat de apotheek dicht gaat?
Simone vertelt dat Anja vandaag op bezoek is geweest, zij zit ook in een lappenmand. Anja zegt ook dat ze er niet aan moet denken om thuiszorg te krijgen. Daar zijn ze het samen helemaal over eens.
Toch heb ik Amarosa maar een mail gestuurd om informatie op te vragen over thuiszorg voor mijn moeder. En ook een beetje voor mij. Zodat we met elkaar mijn moeder het beste kunnen ondersteunen zolang ze in de lappenmand zit. Wordt vervolgd.